Op zondag 28 juni vindt de tweede editie van AlbaNova – Midzomerfestival voor creatie en muzikaal erfgoed plaats op de Landcommanderij van Alden Biesen. De komende weken kan u hier interviews lezen met enkele van de artiesten die op het AlbaNova programma staan.
Alle info & tickets: www.albanovafestival.com
(c) foto Eric Sleichim
Bl!ndman heeft een geschiedenis met oude muziek. Hoe is destijds die interesse voor Bach ontstaan?
We speelden met de saxofoons vooral experimentele muziek met veel niet-conventionele klanken. Maar om als groep een echte klank te maken, heb je wel tonale muziek nodig om te werken op intonatie en het samen ademen bijvoorbeeld. Zo was het de gewoonte geworden om tijdens repetities of voor een concert vierstemmige koralen van Bach op zicht te transponeren en te spelen. Tijdens inspeelmomenten voor concerten in een kerk werd dat voor ons bijna een mystieke beleving.
Als er organisatoren aanwezig waren, vroegen ze bovendien bijna altijd of we die muziek ook zouden spelen op het concert zelf. Daarom begon ik er over na te denken, niet zozeer om het publiek te behagen, maar ook vanuit de pertinentie om dit repertoire uit te voeren. Op een concert koralen van Bach spelen met een saxofoonkwartet vond ik nutteloos, maar dan ben ik binnen de orgelwerken gaan zoeken en ontdekte ik de koraalpartita’s van Bach. Deze vormen een avondvullend programma waarbinnen heel veel variatie te vinden is. Voor ons als musici was dat echt een cadeau. Eerst en vooral om dat te ontdekken en het intieme samenspel te beleven. Maar toen het publiek dat ook ontdekte, heeft dat echt een tweede impuls gegeven aan Bl!ndman, wat ons bovendien de kans gaf om ook het hedendaags repertoire verder naar buiten te blijven brengen.
Is het makkelijker om een link te leggen tussen oude muziek en hedendaagse muziek dan tussen klassiek-romantische muziek en hedendaagse muziek?
Voor mij wel. Dat heeft eerst en vooral met het affect te maken, het dramatisch element. Die dramatiek zit bij de oude muziek in het hanteren van de polyfonie en de tekstzetting, zowel in de prima prattica, waar het echt vanuit de muziek zelf komt, als in de seconda prattica, waarin de tekst de bovenhand neemt. Voor mij is dat een heel integere manier van werken, waartegenover ik het romantisch repertoire bijna zie als een antithese. Daar komt de dramatiek eerder voort uit een overdreven affect en een grote klemtoon op één melodie die begeleid wordt. Ook vind ik dat de wiskundige uitgangspunten van de polyfonie garant staan voor een soort objectieve benadering van een affect of sentiment. Zelf kan ik mij veel gemakkelijker terugvinden in de oude muziek.
Omdat jouw denkwijze als componist makkelijker resoneert met de onderliggende ideeën bij oude muziek?
Ja, maar het heeft ook met smaak te maken. Ik luister bijna nooit naar romantische muziek, op strijkkwartetten van Schubert of pianowerken van Liszt of Chopin na. Dat komt wellicht ook door de associaties die ik heb met zondagnamiddagen thuis, wanneer dat soort muziek vaak opstond. Maar ook vanuit het puur muzikale denk ik dat het echt te maken heeft met het mathematische aspect. Het archetype is voor mij Anton Webern, bij wie zelfs een idee niet meer herhaald kan worden eens het uitgesproken is. Ofwel ga je naar een ander idee, ofwel stopt het stuk, ook als het daardoor maar 30 seconden duurt. Dat vind ik een heel mooi uitgangspunt, samen met het feit dat de muzikale taal op die manier volledig geabstraheerd wordt, zonder aan muzikale uitdrukkingskracht in te boeten.
Anton Webern brengt ons bij de Tweede Weense School, en bij uitbreiding het hele concept van schoolvorming. Kunnen we in de twintigste eeuw spreken van scholen in de betekenis van de 14de en 15de-eeuwse Écoles du Nord?
Vandaag heb je letterlijke scholen zoals Darmstadt, Freiburg of Royaumont in Frankrijk. Dat zijn echt broeihaarden van creativiteit, die ook vaak een soort stilistische, soms zelfs dogmatische dimensie hebben. Dat vind ik op zich zeker niet slecht omdat daar meteen ook een generatie op volgt die daar afstand van kan nemen, en dat is interessant. Daarnaast zijn er de grote muziekfestivals die ook echte ontmoetingsplaatsen zijn geworden. Misschien kan je daar niet echt van een school spreken, maar binnen een bepaalde generatie vind je er wel vaak de actoren van het veld samen op één plek en op één moment. Voor ons, in de eenentwintigste eeuw, zijn dat de plaatsen waar ontmoetingen plaatsvinden.
Zoekt een componist ook de ontmoeting met een (nieuw) publiek op?
Mijn uitgangspunt is nooit: hoe zal ik een publiek raken of een ander publiek bereiken. De motor voor mijn werk bestaat erin om iets nieuws te kunnen maken. En daarmee bedoel ik in de eerste plaats iets nieuws voor mij. Dat hoeft niet per se absoluut vernieuwend te zijn – ik heb misschien wel die ambitie, maar niet de pretentie om dat rechtstreeks na te streven. Ik probeer altijd vanuit nieuwe materie te vertrekken en zo mezelf te vernieuwen. Zo ben ik nu samen met Ivo van Hove en Toneelgroep Amsterdam bezig aan een project waarbij ik werk met vier sacqueboutes (baroktrombones), in combinatie met elektronica en contratenor. Dat instrument ken ik helemaal niet van binnenuit, dus is het voor mij een uitdaging om alle mogelijkheden van de trombone te ontdekken. Ook bij het gebruik van nieuwe software vind ik het boeiend om te zien wat die software met mij doet, en hoe ik bepaalde fouten maak waar dan vaak het interessante in schuilt. Of ik zoek de grenzen op van het computerprogramma en gebruik het waar het niet voor gemaakt is. Deze zoekprocessen vind ik heel belangrijk, en ik hou ook van het risico dat ermee gepaard gaat.
Is Bl!ndman een school?
Nee, helemaal niet. Er is wel een pedagogisch programma, waarbij we een aantal jonge kwartetten gevormd en begeleid hebben. Sommigen zijn ondertussen professioneel verder gegaan. We hebben ook van in het begin van Bl!ndman workshops gegeven rond de nieuwe speeltechnieken, het ontginnen van nieuwe repertoires en de samenwerking met andere kunstvormen. Aan deze principes zijn we altijd blijven vasthouden, maar een school zou ik dat niet echt noemen, behalve dan misschien in de zin dat we altijd opnieuw proberen om nieuwe dingen te leren en te ontdekken binnen dat kader. In die zin is Bl!ndman ook een school voor onszelf.
Het programma voor AlbaNova geeft een mooie samenvatting van de twee trajecten binnen het parcours van Bl!ndman: de oude en nieuwe muziek. Vanwaar de keuze om het concert te openen met een motet van Heinrich Isaac?
Het programma is opgebouwd rond de thematiek van de gevallen engelen. Het wordt in augustus nog hernomen in de kathedraal van Antwerpen, waar ‘De Val van de Opstandige Engelen’ van Frans Floris heeft gehangen. Het opstandige vind je ook terug in de manier waarop ik samen met Marnix De Cat de instrumenten en het repertoire benader. We willen het orgel op een niet-conventionele manier gebruiken en op verscheidene wijzen combineren met de saxofoon. We benaderen het repertoire dat is overgeleverd door Petrus Alamire ook op een vrij iconoclastische manier. Niet omwille van het iconoclasme op zich, maar omdat we zin hebben om binnen dit repertoire – dat doorgaans (en terecht) met heel veel eerbied wordt behandeld – eens de hond in het kegelspel te zijn. We hebben letterlijk alle titels die bij Alamire werden uitgegeven bekeken en Isaacs ‘Angeli archangeli’ was het enige werk dat over de engelen gaat. En het is een mooi werk op de koop toe. Daarnaast hebben we gekozen voor composities waarin het middeleeuwse volkslied ‘L’homme armé’ gebruikt wordt, en wel niet de minsten: Josquin des Prez, Pierre de la Rue, Jacob Obrecht, en Mathurin Forestier.
Hoe vindt je nieuw werk zijn plaats tussen de bestaande composities? Ga je de dialoog aan met die oudere werken?
‘Defiant Angels’ wordt een volledig nieuw stuk, waarbij ik vertrek vanuit de textuur van het orgel zelf. Ik wil het klankspectrum van het orgel zodanig manipuleren dat er vanuit de harmonieken (de meeklinkende boventonen, kc) zanglijnen ontstaan. Deze melodieën kunnen wel refereren aan de muziek die in het Alamire-corpus aanwezig is, maar dan op een heel subtiele — quasi subliminale — manier, zeker geen citaten of pastiche.
Kan je een instrument als het orgel ontdoen van zijn historische lading?
Dat hangt er natuurlijk van af over welk orgel we praten. Op AlbaNova kunnen we het orgel dat er staat niet gebruiken omdat dat gestemd is op 405 Hz (de moderne stemming is hoger: 440 Hz, kc) en dus niet zomaar te combineren is met de andere instrumenten. Daarom werken we met een kistorgel dat we uitbreiden met MIDI-klavieren en orgelpedalen en met samples en elektronica. Er zullen maar weinig momenten zijn waar je de pure klank van het orgel zal horen, dus die historische beladenheid zal beperkt blijven.
In oude muziek is er een heel duidelijk onderscheid tussen religieuze en wereldlijke werken, wat we ook weerspiegeld zien in de gekozen werken. Religieuze hedendaagse muziek is eerder uitzonderlijk. Hoe verhoudt jouw nieuw werk – met orgel, en uitgevoerd in een kerk – zich tot de religieuze context?
Het stuk is niet religieus, of toch zeker niet liturgisch. Dat onderscheid vind je ook terug in de muziek van Messiaen die mee op het programma staat. Messiaen is door en door religieus geïnspireerd, maar zijn muziek vervult geen liturgische functie. In zekere zin is mijn werk zelfs anti-religieus geïnspireerd. Het gaat over opstandige engelen, dus over het tarten van het godsbeeld bij wijze van spreken. De thematiek gaat lijnrecht in tegen het dogmatische van een godsbeeld en tot wat dogmatisme kan leiden.
Interview Klaas Coulembier
Eric Sleichim op AlbaNova:
Petrus Alamire Lab – Open coaching sessies met Eric Sleichim
10.00 – 12.00 uur
Oranjerie / Inbegrepen in algemeen toegangsticket
Eric Sleichim & Marnix De Cat – Defiant Angels/Alamire revisited
14.30 uur
Kerk / Betalend
‘Defiant Angels’ wordt op 25 augustus ook uitgevoerd in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen tijdens het festival Laus Polyphoniae. Meer info: www.amuz.be
Comments RSS Feed