Calendar, Concerts, Musica, Musicians & Ensembles, Newsflash

AlbaNova 2015 : Thomas Baeté blaast de middeleeuwse Ecoles du Nord nieuw leven in

 

Op zondag 28 juni vindt de tweede editie van AlbaNova – Midzomerfestival voor creatie en muzikaal erfgoed plaats op de Landcommanderij van Alden Biesen. De komende weken kan u hier interviews lezen met enkele van de artiesten die op het AlbaNova programma staan.

Alle info & tickets: www.albanovafestival.com

(c) Koen Broos

(c) Koen Broos

De veelzijdige gamba- en vedelspeler Thomas Baeté tekende mee deze editie van AlbaNova uit. De middeleeuwse Écoles du Nord staan model voor een dag vol muzikale ontmoetingen, onverwachtse wendingen en nieuwe geluiden. Omdat ontmoeting nu eenmaal de strafste inspiratiebron is. “Van niemand kan je zoveel leren als van je collega’s,” vertelt hij. “Bij iedere muzikant met wie ik samenspeel zijn er nieuwe dingen die naar boven komen: een klank, een kleur, een gevoel.” Aan het begin van de festivaldag laten Baeté en zijn muzikale vrienden van het Ed*N-collectief het resultaat horen van een dag vol intensieve muzikale uitwisseling. Daarna staan de leden van zijn collectief in diverse formaties op het podium: van wereldmuziek met Osuna, over hedendaagse gamelan-klanken met Gending, naar de verrassende stijl-switches van The Shuffle Season.

Hoe ben je de Écoles du Nord op het spoor gekomen?

Tijdens mijn research voor het Gruuthuse-project met ClubMédieval kwam ik een aantal korte verwijzingen tegen in twee standaardwerken: ‘Die van Muziken gheerne horen. Muziek in Brugge 1200-1800’ van Pieter Andriessen en ‘Music in Late Medieval Bruges’ van Reinhard Strohm. Maar veel meer dan dat die bijeenkomsten bestonden en dat ze typisch waren voor de Lage Landen staat er niet in. De bekendste getuigenis is die van de 14de-eeuwse chroniqueur Jean Froissart: hij beschrijft een bijeenkomst in Brussel met deelnemers uit onder andere Lancaster, Denemarken, Schleswig-Holstein en zelfs uit Navarra. Toen ik dat las, was ik onmiddellijk geboeid: muzikanten moesten op de een of de andere manier te weten komen waar dat jaar de bijeenkomst doorging, ze ondernamen lange reizen en ze moesten onderhandelen met hun werkgever om vrijaf te krijgen – dat zouden ze toch alleen doen als het ook echt de moeite was? Het uiteindelijke plaatje klopt wel: die bijeenkomsten, men noemde ze ook ‘scuoles’, gingen altijd door tijdens de vasten, een periode waarin de vraag naar muziek sowieso klein was en muzikanten makkelijker vrijaf konden nemen. We weten ook dat er nogal wat hofmuzikanten op af kwamen. Ze werden door hun werkgever betaald om te reizen en dat hebben onderzoekers kunnen verifiëren in de kasregisters.

Maar verder weten we zo goed als niets. We weten niet wat er precies tijdens zo een ‘scuole’ gebeurde, we weten ook niet hoe lang zo een bijeenkomst duurde en hoeveel muzikanten er aan deelnamen. Misschien is dat ook de reden waarom het voor musicologen niet meteen interessant voer voor onderzoek is. Maar voor muzikanten roept dit gegeven wel heel boeiende onderzoeksvragen op: wat kan zo een samenscholing betekend hebben voor de muzikanten van toen? En vooral: welke lessen kunnen we vandaag trekken uit het feit dat zoiets bestond, wat impliceert dat voor onze manier van musiceren?

Hoe kwamen de muzikanten van toen aan hun muziek?

Dat is een heel prikkelende en fundamentele vraag. De meeste manuscripten die we vandaag kennen, behoorden niet toe aan muzikanten maar aan hun broodheren. En we weten dat veel manuscripten helemaal niet gebruikt werden om er effectief muziek uit te gaan spelen. Er was ook nog lang geen muziekdrukkunst, dus als muzikant moest je ofwel zelf componeren, ofwel muziek overschrijven van een collega, ofwel muziek van buiten leren. Daar komt nog bij dat heel veel muzikanten niet konden lezen of schrijven. Er zijn zelfs voorbeelden van blinde musici die in heel hoog aanzien stonden. Dat bevestigt nog maar eens dat de orale tradities veel belangrijker waren dan we soms denken. Dergelijke bijeenkomsten waren zonder twijfel hét moment waarop muziek kon doorgegeven worden.

Je organiseert op AlbaNova je eigen ‘École du Nord’, hoe kwam die tot stand?

Een tijdje geleden startte ik naar het voorbeeld van de Écoles du Nord het Ed*N-collectief op, een groep muzikanten die ervaringen uitwisselen. Daarin zitten een boel bevriende muzikanten die ofwel met traditionele muziek bezig zijn – nog levende orale tradities – ofwel eerder uit de hoek van de oude muziek komen. Iemand die me bijzonder inspireert is bijvoorbeeld Jonas Bisquert, die met Gending naar AlbaNova komt. Hij is componist, maar hij is ook bezig met Zuid-Indiaanse en Indonesische muziek. Hij heeft me geïnspireerd om dichter bij de geest van de muziek te komen, onder andere door bij wijze van oefening nieuwe teksten te plaatsen op oude melodieën. Via dergelijke oefeningen verplicht je jezelf om even creatief met het materiaal om te springen als degenen die het destijds geschreven hebben. Een oude melodie wordt dan opeens ‘werkmateriaal’ in plaats van een ‘heilige partituur’. Dat is volgens mij ook de weg die de oude muziek zou moeten opgaan: dat het materiaal je zo eigen wordt, dat je er effectief een eigen verhaal mee kan vertellen. Ook van Emre Gültekin, een Turkse saz-speler die ik heb leren kennen in het Osuna-trio, heb ik enorm veel geleerd. Door met hem te gaan samenspelen, begrijp ik een heleboel dingen uit de middeleeuwse muziek nu veel beter. Het cyclische karakter van de muziek, bijvoorbeeld. Soms schrijft Emre een melodie voor me op. Als hij speelt, begint hij de ene keer bij het eerste zinnetje, de andere keer ergens helemaal anders. Muziek heeft voor hem geen duidelijk afgebakend begin of einde, zoals dat in ons hoofd wel vaak het geval is.

Met onze eigen École du Nord willen we het idee van de muzikale ontmoeting heroveren. In de professionele muziekwereld zoals die vandaag draait, zijn muzikale uitwisselingen niet evident. Iedereen staat in concurrentie ten opzichte van elkaar en is daardoor vooral gefocust op de eigen ensembles en projecten. Op een festival komen in principe heel wat muzikanten samen, maar vaak heb je maar net genoeg tijd om te repeteren, het concert te spelen en meteen de volgende ochtend alweer te vertrekken. Echte, open ontmoetingen zijn daardoor zeldzaam geworden. Terwijl muzikanten van vroeger gewoon niet zonder elkaars inspiratie konden.

(c) Koen Broos

(c) Koen Broos

Wat gaan jullie precies doen?

We komen de dag voordien samen met de muzikanten uit het collectief. We stellen ons voor dat we in Brugge zijn, omstreeks 1400 en we laten horen hoe die stad in onze verbeelding klinkt. We brengen muziek uit Brugge zelf, maar ook Italiaanse en Franse polyfonie. Het Brugge van toen was een echte metropool met onder andere Italiaanse bankiers en Engelse handelaars. Die veelheid aan kleuren en indrukken willen we meenemen naar onze performance. Een pure, Vlaamse muziek bestond niet, dat willen we zeker ook laten horen. Elk muziekstuk is het resultaat van verschillende invloeden en ontmoetingen. Michaël Grébil (Liberg, nvdr), luitist bij ClubMediéval, is ook geluidskunstenaar. Hij zal een soort van akoestische ontmoeting ensceneren vanuit de verschillende stemmen, talen en geluiden die er op onze samenkomst te horen zullen zijn. Wij ontmoeten elkaar, maar het publiek zal ook ons ontmoeten. In die zin is onze École du Nord vooral ook een experiment: we zijn zelf heel benieuwd naar wat eruit komt.

Je bent opgeleid als renaissance- en barokmuzikant, maar bewandelt al een tijd ook allerlei zijwegen. In welke muziek voel je je uiteindelijk het meeste thuis?

Ik weet steeds beter wat bij me past en wat niet. Ik speel nog altijd heel graag renaissance en barok, maar voel me dan vooral een vertolker: iemand die een ‘rol’ speelt. Ik heb enorm veel geleerd door traditionele muziek te gaan spelen, maar ook dat valt uiteindelijk niet helemaal samen met wie ik ben als muzikant. Daarom is The Shuffle Season misschien wel het project dat me de laatste tijd het nauwste aan het hart ligt. Samen met Joe Carew en zangeres Katherine Hill brengen we muziekjes over alle grenzen van stijlen en genres heen. Dat gaat van bluegrass, over Purcell, tot Georges Brassens. Ik heb zelf nooit gecomponeerd, maar een programma samenstellen voelt voor mij wel als een vorm van componeren. Door een bepaald stuk voor of na een ander stuk te plaatsen, kan je de hele context veranderen. Heel spannend vind ik dat. Je creëert totaal nieuwe verbanden en dat zorgt ervoor dat het publiek een bepaald muziekstuk opeens op een andere manier ervaart. In ons programma combineren we bijvoorbeeld een bluegrass song met een lamento van Sigismondo d’India, een maniëristisch stuk muziek met rare ornamenten. Mensen die nog nooit dergelijke muziek gehoord hebben, zitten dan opeens met open mond te luisteren. Dus ja, dat shuffelen ligt misschien nog wel het dichtste bij mijn eigen artistieke identiteit.

Interview Annemarie Peeters

Thomas Baeté op AlbaNova:

ClubMediéval & Ed*N-collectief – Ecole du Nord
10.30 uur
Kerk / Betalend

The Shuffle Season – The Shuffle Season
14.30 uur
Cuvelier / Betalend

Osuna – Langs de zijderoute
15.50 uur
Cuvelier / Betalend

, , ,

By



Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *