Calendar, Concerts, Musica, Plucked instruments
Luitist Vincent Dumestre is al 17 jaar lang het gezicht van het baanbrekende oude muziek-ensemble Le Poème Harmonique. Geduld: dat leerde hij uit de ontmoeting met zijn mentor Hopkinson Smith. En nog altijd spint hij liever lange lijnen, dan korte bogen – dwars tegen de tijdsgeest in. Samen met sopraan Claire Lefilliâtre laat hij op AlbaNova de emoties hoog oplopen, met 17de-eeuwse muziek die zowel de wereldse als de hemelse liefde bezingt. Vooraf sprak hij met ons over de ontmoetingen die kleur hebben gegeven aan zijn artistieke leven.
Welke muzikale ontmoetingen hebben een belangrijke rol gespeeld in jouw muzikale loopbaan?
Als muzikant ontmoet je de hele tijd mensen die je iets bijbrengen, dus dat is een moeilijke vraag. Maar als ik dan toch iemand moet uitkiezen, dan misschien mijn gitaarleraar op de École Normale de Musique de Paris, Dominique Daigremont. Hij was niet alleen een excellente gitaarleraar, hij was ook actief als barokgitarist. Niet dat hij me wilde overtuigen om barokgitaar te gaan spelen. Maar hij heeft me wel aangemoedigd om te kijken naar de bronnen van de stukken die ik op mijn klassieke gitaar speelde. En dat dreef me uiteindelijk in de richting van de luit en de oude muziek.
Een andere belangrijke mentor was voor mij natuurlijk ook de luitist Hopkinson Smith, bij wie ik nadien heel wat lessen volgde. Een fantastische pedagoog. Zijn liefde voor de klank en het geduld dat hij opbrengt om naar die klank te streven – dat is voor mij heel bepalend geweest. Hij is het soort leraar waar je binnenstapt met een stuk dat je graag wil kunnen spelen en weer buitenstapt met werk voor zes maanden op één enkele noot. Dat geduld heeft me later geïnspireerd in mijn werk met Le Poème Harmonique. In het repertoire dat we brengen, muziek uit de 17de eeuw, kan je de elementen die je nodig hebt om echt een mooi muzikaal verhaal op te bouwen niet zomaar even ontwikkelen tijdens één enkele productie, of op één concert. Het is per definitie een werk van lange adem, dat tijd nodig heeft om te kunnen groeien, wat alleen maar lukt met veel geduld. Ook de manier waarop Hopkinson Smith zijn carrière heeft vormgegeven, inspireert me. Hij brengt al veertig jaar lang ongeveer hetzelfde repertoire en elke keer als je hem hoort, ben je gelukkig. We leven in een tijd waarin men verwacht dat een muzikant zich voortdurend vernieuwt. Dat was in het verleden niet zo. Het kan heel mooi zijn om lange lijnen te trekken. Eigenlijk spannen we altijd nieuwe koorden op dezelfde boog. Kijk naar Jordi Savall, ook iemand die ik erg bewonder: hij heeft al veel repertoires en formaties verkend, maar hij klinkt nog steeds als zichzelf.
Soms leren we veel uit een ontmoeting met iemand met wie we het niet eens zijn. Al meegemaakt?
Niet op zo een uitgesproken manier. Maar het is wel erg boeiend om te zien hoe muzikanten, zelfs muzikanten met wie je al jarenlang samenwerkt en die heel dicht bij je staan, hetzelfde stuk muziek nooit op dezelfde manier ervaren. Het perspectief is bij iedereen anders, omdat ook ieders persoonlijke geschiedenis anders is. Maar dat verhindert niet dat je elkaar na een tijd telkens wel weer vindt. Het is bijna een dagelijks ritueel geworden: naar elkaars argumenten luisteren en je zo ver mogelijk proberen in te leven in het standpunt van de andere. Ik probeer mezelf in eerste instantie altijd te laten overtuigen door de argumenten van anderen. De tijd die je verliest met dergelijke discussies, is tijd die je wint wanneer je eenmaal op het podium zit, want je wint er elkaars vertrouwen mee en dat heb je nodig voor een overtuigende performance.
Ook de ontmoeting met een bepaalde partituur bepaalt soms hoe je tegen muziek aankijkt. Zijn er partituren die uw leven veranderd hebben?
Dan denk ik toch vooral aan ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ op tekst van Molière, met muziek van Lully. Dat was onze eerste, volledig scenische productie. Le Poème Harmonique bestond toen vijf jaar en in die jaren waren we geleidelijk aan steeds meer elementen uit andere kunsttakken gaan integreren in onze concerten: dans, gestiek, mime, circuskunst. En op een bepaald moment voelden we ons klaar om een werk te brengen dat al die verschillende kunsten verenigt. Dat heeft zeker onze levens veranderd: opeens stonden we daar op die grote scene met al die muzikanten, dansers en zangers. Het heeft ook onze manier van spelen veranderd. In veel muziek die we brengen is het theatrale aspect een fundamentele parameter. Zolang je niet in die context duikt, mis je de essentie van de muziek. Je zou kunnen zeggen dat het wezenlijke van heel veel barokmuziek niet in de partituur te vinden is, maar daarbuiten. Pas als je het verband snapt tussen een bepaalde geste en een bepaalde vocale partij bijvoorbeeld, vallen de puzzelstukken op hun plaats. Pas als je een dans voor je ziet, begrijp je ten volle hoe je die dans wil spelen. Als je ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ concertant uitvoert, dan valt het lang en saai uit. Maar wanneer je alle elementen te samen brengt, voel je de ongelofelijke kracht die van dit werk uitgaat.
De muziek die u op AlbaNova brengt is eveneens het resultaat van bijzondere ontmoetingen…
Inderdaad: in het Firenze van de late 16de eeuw verzamelden een heleboel intellectuelen en kunstenaars zich in de camerata van graaf Giovanni de Bardi. Echte humanisten waren dat. Zowel theoretici, filosofen en geleerden, als practici, dichters, muzikanten en beeldende kunstenaars kwamen daar samen. De barokmuziek is letterlijk uit die ontmoetingen ontstaan. Ze zochten naar een manier om de oude Griekse tragedie te doen herleven en uit hun gezamenlijke inspiratie ontstonden de eerste opera’s. Hypermoderne muziek was dat toen, die brak met het polyfone renaissance-ideaal en tekstexpressie voorop zette.
De katholieke kerk en de beweging van de contrareformatie accepteerden die nieuwe muziek eerst niet. Maar toen eenmaal duidelijk werd hoe overtuigend de nieuwe muziek kon zijn en wat een sterke emoties ze kon oproepen, geraakte ze wel geleidelijk aan in de religieuze praktijk geïntegreerd. In het begin van de 17de eeuw verklankte men profane en religieuze gevoelens uiteindelijk met precies dezelfde middelen. Op die confrontatie richten we ons in het programma ‘Vanitas Vanitatum’. Monteverdi’s ‘Pianto della Madonna’ bijvoorbeeld gebruikt hetzelfde muzikale materiaal als zijn ‘Lamento d’Arianna’, een klaagzang uit een verloren gegane opera. Dat zegt toch genoeg? We volgen dat spoor doorheen Italië, want daar begon het uiteindelijk allemaal, naar Spanje en tenslotte ook Frankrijk.
Hoeveel ‘inspiratie van het moment’ heeft deze muziek nodig?
De muziek die wij brengen is zozeer verbonden met improvisatie, dat zelfs wanneer we niet improviseren, het principe van improvisatie nog altijd aanwezig is. Dat is vaak moeilijk om te begrijpen voor klassieke muzikanten die zich vooral op de 19de eeuw richten. Zij werken vanuit gedetailleerde partituren en die partituren hebben de status gekregen van gerepertorieerde oeuvres die vaststaan en niet langer bewegen. De muziek die wij brengen is per definitie beweeglijk, omdat de partituur zoveel openingen laat. Luister naar eenzelfde werk gezongen door Alfred Deller, door Montserrat Figueras, en door Claire Lefilliâtre: elke keer totaal anders. Die vrijheid in de uitvoering is een inherent deel van het muzikale materiaal. Luister dan eens naar enkele versies van een symfonie van Brückner: je zal merken dat het verschil veel minder groot is.
In dit programma zit een groot stuk van de vrijheid dus in de muziek zelf: er zijn veel momenten waarop je merkt dat de zanger ruimte krijgt voor improvisatie of voor eigen versieringen. Daar komt bij dat Claire en ik al meer dan vijftien jaar samen muziek maken. Die lange geschiedenis en die grote betrokkenheid maakt het mogelijk om telkens opnieuw te gaan spelen met de tempi en telkens nieuwe dingen uit te proberen, zoals het moment ons ingeeft.
Interview Annemarie Peeters
Claire Lefilliâtre & Vincent Dumestre – Vanitas Vanitatum
17.00 uur
Kerk / Betalend
barokgitaar, luit, Vincent Dumestre
Comments RSS Feed